TELECOMKREDIETCODE

 

 

Reikwijdte

De Telecomkredietcode is een concretisering van de norm in de Wet op het financieel toezicht om verantwoord krediet te verstrekken door telecomkredietaanbieders, ter voorkoming van overkreditering. Deze code is uitsluitend van toepassing op het aanbieden van aflopend goederenkrediet (hierna te noemen: telecomkrediet) aan consumenten ten behoeve van de aanschaf van een of meer randapparaten in de zin van artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet (hierna te noemen: randapparaat), al dan niet in combinatie aangeboden en/of afgesloten met een abonnement voor openbare elektronische communicatiediensten (zoals gedefinieerd in artikel 1.1 van de Telecommunicatiewet, hierna te noemen: abonnement). De looptijd van het telecomkrediet is niet langer dan de verwachte economische levensduur van het betrokken randapparaat (in de regel maximaal 24 maanden). Het telecomkrediet dat in combinatie een abonnement wordt aangegaan, is zonder rente en andere kosten (art. 7:77 lid 1 onderdeel b juncto art. 7:58 lid 2 onderdeel e BW).

 

De Telecomkredietcode is van toepassing op telecomkredieten tot � 1.000, waarbij de financi�le bedragen die door de consument worden opgegeven, niet verder hoeven te worden geverifieerd. De Telecomkredietcode betreft een proportionele uitvoering van de wettelijke norm voor verantwoorde kredietverstrekking, rekening houdend met de in de kredietsector gebruikte maatstaven en normen en de Nibud voorbeeldbegrotingen. Daarbij is relevant dat in de Nibud begrotingen reserveringen zijn opgenomen voor telefonie en randapparaten (inventaris). Dat rechtvaardigt een forfaitaire benadering die uitgaat van de meest voorkomende situaties.

 

Aanbieden van telecomkrediet zonder te adviseren

Onder deze Telecomkredietcode wordt ervan uitgegaan dat het telecomkrediet, al dan niet in combinatie met een abonnement, door de telecomkredietaanbieder wordt aangeboden zonder daarbij de consument te adviseren over een of meer specifieke financi�le producten. Het geven van feitelijke informatie over de verschillende financieringsopties binnen het gecombineerde aanbod is wel toegestaan, zolang maar niet wordt geadviseerd over de kredietcomponent van dit gecombineerde aanbod en de keuze aan de consument wordt overgelaten. Dat laat onverlet dat wel mag worden geadviseerd over het abonnement en over het randapparaat zelf.

 

Relatie tot telecombemiddelaars

De telecomkredietaanbieder heeft een vergunning op grond van artikel 2:60 lid 1 Wft voor het aanbieden van krediet. De telecombemiddelaar beperkt zich tot het bemiddelen in krediet, hetgeen alle werkzaamheden in de uitoefening van een beroep of bedrijf bevat, gericht op het als tussenpersoon tot stand brengen van een overeenkomst inzake krediet tussen een consument en een aanbieder of op het assisteren bij het beheer en de uitvoering van een dergelijke overeenkomst (artikel 1.1 Wft, definitie bemiddelen onderdeel b).

Ten aanzien van de telecombemiddelaars wordt ervan uitgegaan dat deze niet adviseren over het telecomkrediet waarin zij bemiddelen en een andere hoofdberoepswerkzaamheid hebben dan bemiddeling in goederenkrediet. De telecombemiddelaar kwalificeert daarbij voor een vrijstelling van de vergunningplicht als bedoeld in artikel 2:85 lid 1 Wft (zie artikel 6 lid 1 onder e juncto lid 4 van de Vrijstellingsregeling Wft) en van onderdelen van het Gedragstoezicht op grond van artikel 49 Vrijstellingsregeling Wft. Verwezen wordt naar het AFM Informatieblad over telefoonkredieten in de telecomsector (winkels en online).[1]

De telecomkredietaanbieder zal schriftelijk met de telecombemiddelaar, die voor hem bemiddelt op het gebied van consumptief krediet, overeenkomen dat hij de Telecomkredietcode dient na te leven. De telecomkredietaanbieder zal de telecombemiddelaar die de Telecomkredietcode niet naleeft, schriftelijk verzoeken de code na te leven. De telecomkredietaanbieder zal een telecombemiddelaar uitsluiten van bemiddeling indien deze stelselmatig in gebreke blijft de bepalingen uit de code na te leven.

 

Inkomsten- en Lastentoets

De Telecomkredietcode bevat een inkomens- en lastentoets die is afgeleid van de Gedragscode van de Vereniging van Financieringsondernemingen in Nederland (VFN). De Telecom Inkomens en Lastentoets is als volgt vormgegeven:

 

1.    De telecomkredietaanbieder legt als onderdeel van zijn credit-management beoordelingscriteria vast op welke wijze hij zorgdraagt voor een verantwoorde kredietverstrekking. Daarbij wordt voor het verstrekken van een telecomkrediet met een kredietbedrag boven � 250 in ieder geval gebruik gemaakt van:

a.    Risicoscores, bepaald op basis van het eigen creditmanagement systeem;

b.    Gegevens over betalingsachterstanden op telecomcontracten die binnen Stichting Preventel worden uitgewisseld;

c.     Gegevens over betalingsachterstanden op kredietovereenkomsten die binnen het Centraal Kredietinformatiesysteem (CKI) van het Bureau Kredietregistratie (BKR) worden uitgewisseld;

d.    De uitkomst van de Telecom Inkomsten- en Lastentoets.

2.    Voor de aanvraag van een telecomkrediet met een kredietbedrag tot en met � 250, kan worden volstaan met een opt-in verklaring van de consument (zie randnummer 13). Er hoeft geen nadere BKR- of Telecom Inkomens- en Lastentoets plaats te vinden.

3.    Voor en aanvraag van een telecomkrediet waarvan het kredietbedrag meer is dan � 250, dient de hieronder beschreven inkomens- en lastentoets te worden uitgevoerd op basis van informatie over de consument die mede door de consument wordt opgegeven. Deze inkomens- en lastentoets wordt online thuis, in de winkel of door een call center medewerker uitgevoerd en door de telecomkredietaanbieder elektronisch vastgelegd.

4.    Voor de Telecom Inkomens- en Lastentoets dient de telecomkredietaanbieder de volgende informatie bij de consument op te vragen over:

a.    Gezinssamenstelling

 

Vraag: Wat is uw gezinssamenstelling?

De klant heeft de volgende opties:

-        alleenstaand

-        alleenstaand met kinderen

-        gehuwd/samenwonend

-        gehuwd/samenwonend met kinderen

 

Toelichting: voor het bepalen van de gezinssamenstelling wordt aangesloten bij de indeling die het Nibud maakt. Dat betekent dat een persoon vanaf 18 jaar als financieel zelfstandige wordt gezien en niet langer als kind. Een persoon van 18 jaar (of ouder) die bij zijn/haar ouders woont, is voor de definitie van de gezinssamenstelling een alleenstaande (die bij zijn/haar ouders inwoont). Personen worden als samenwonend aangemerkt als zij een gezamenlijke huishouding voeren.

 

Het antwoord op deze vraag bepaalt de toepasselijke basisnorm, gebaseerd op de normen van de VFN voor het betreffende huishoudtype (zie randnummer 8).

 

Vervolgvragen voor de huishoudens met kinderen (ten behoeve van de kosten voor kinderopvang) is:

 

Vraag: Voor hoeveel dagen per week maakt u voor alle kinderen in totaal gebruik van dagopvang?

Vraag: Voor hoeveel dagen per week maakt u voor alle kinderen in totaal gebruik van buitenschoolse opvang?

 

Voor het aantal dagen dagopvang respectievelijk buitenschoolse opvang wordt een forfaitair bedrag gehanteerd dat gelijk staat aan de eigen bijdrage voor dagopvang respectievelijk buitenschoolse opvang, opgegeven door het Nibud voor de verschillende inkomens (minimum, modaal, 1,5x modaal, 2x modaal, 3x modaal, 4x modaal en 5x modaal).

b.    Netto maandinkomen

Vraag: Wat is het netto maandinkomen?
Het netto maandinkomen is het inkomen exclusief toeslagen (zoals vakantiegeld, kinderbijslag, zorgtoeslag, belastingteruggaaf, huurtoeslag) en incidentele beloningen. Onder het netto maandinkomen worden ook extra inkomsten gerekend als kinder- en/of partneralimentatie, inkomen uit verhuur van onroerend goed en inkomen uit levensverzekering. Als het pensioen elders wordt opgebouwd, dienen de kosten daarvan van het netto inkomen te worden afgetrokken.

 

De telecomkredietaanbieder past per categorie huishouden en per inkomenscategorie (minimum inkomen, modaal inkomen en boven 1,5x modaal inkomen) een toeslag toe op basis van de opgaven van het Nibud.

 

c.     Maandelijkse woonlasten

Vraag: Wat zijn de woonlasten?
Woonlasten betreft de werkelijke maandlast wegens huur (huur minus eventuele huurtoeslag) of hypotheek (rente en -aflossing, incl. belastingteruggaaf).

 

d.    Overige bijzondere lasten

Vraag: Wat zijn de bijzondere vaste maandlasten?

Gevraagd wordt naar bijzondere vaste lasten met betrekking tot kinder- of partneralimentatie, studieschuld en/of een onderhandse lening bij familie of vriend.

e.    Huur, eigenwoning of inwonend/thuiswonend

Vraag: Is sprake van een eigenwoning of huur je een kamer/woning of ben je thuiswonend/inwonend?

Het antwoord op deze vraag is relevant voor welke leennorm van VFN wordt gehanteerd (de leennorm voor eigenwoningbezit of de leennorm voor huur) en of het forfait voor onderhoudskosten eigenhuis dient te worden toegepast (waarbij wordt uitgegaan van het Nibud surplus eigenwoningbezit die bij het betreffende inkomen hoort), dan wel de fictieve woonlast voor inwonend/thuiswonend moet worden toegepast.

 

f.      Autobezit

Vraag: Bezit u een auto?

Gevraagd wordt naar autobezit. Een auto van de zaak wordt niet meegerekend; die kosten zijn verdisconteerd in het netto maandinkomen. Op basis van de vraag of het huishouden een auto bezit, wordt bij het antwoord ja de forfaitaire bijtelling van het Nibud voor eigen autobezit toegepast (die bij het betreffende inkomen hoort), met dien verstande dat wanneer in het CKI een operational autolease (OA) staat geregistreerd, dit bedrag wordt gehanteerd, met aftrek van het vervoersforfait van het Nibud.

 

De consument zal bij de beantwoording van de vragen worden gewezen op de eigen verantwoordelijkheid bij een juiste opgave van gegevens en het feit dat een onjuiste opgave kan leiden tot onmiddellijke opeisbaarheid van het krediet (overeenkomstig artikel 7:77 aanhef en onderdeel c sub 6 van het BW).

5.    Daarnaast wordt uit het Centraal Kredietinformatiesysteem (CKI) van het Bureau Kredietregistratie (BKR) met betrekking tot de betrokken consument het totaal aan geregistreerde kredietbedragen en -limieten opgevraagd. Van doorlopend krediet wordt 2% van de geregistreerde kredietlimiet genomen als maandlast, voor de overige kredietsoorten de werkelijke last. Daarnaast houdt de telecomkredietaanbieder rekening met de op naam van de betrokken consument geregistreerde actuele betalingsachterstanden op een kredietovereenkomst.

 

6.    Op basis van de onder randnummers 4 en 5 genoemde informatie kan op de volgende wijze worden vastgesteld of er voldoende kredietruimte bestaat om het gevraagde goederenkrediet te kunnen dragen. 

7.    Als normbedrag voor uitgaven dient te worden uitgegaan van een leennorm, die is gebaseerd op de basisnorm, vermeerderd met een inkomensafhankelijke opslag.

 

8.    Voor de basisnorm wordt aangesloten bij de basisnormen die door de VFN worden vastgesteld. Jaarlijks stelt de VFN de basisnorm vast die met ingang van een door de VFN bepaalde datum dienen te worden gehanteerd. Er gelden basisnormen, te onderscheiden voor huur of eigenwoning, voor de volgende huishoudtypen:

-        Alleenstaand: de Nibud minimumvoorbeeldbegroting voor een alleenstaande boven 18 jaar;

-        Alleenstaand met kinderen: de Nibud minimumvoorbeeldbegroting voor het een-oudergezin met 2 kinderen;

-        Gehuwd/samenwonend: de Nibud minimumvoorbeeldbegroting voor twee volwassenen;

-        Gehuwd/samenwonend met kinderen: de Nibud minimumvoorbeeldbegroting voor twee-oudergezin met 2 kinderen.

 

9.    Voor het bepalen van de leennorm, wordt de basisnorm (voor huurders en voor eigenwoning bezitters met bijtelling) vermeerderd met een inkomensafhankelijke opslag. Deze bijtelling betreft een bepaald percentage (afhankelijk per huishoudtype) van het verschil van het netto inkomen (zoals dat door de consument is opgegeven plus forfaitaire toeslag, zie randnummer 4 onder b) en het minimum inkomen. De inkomensafhankelijke opslag wordt vanaf het inkomen 1,5x modaal gefixeerd.

10.  Om de beschikbare kredietruimte vast te stellen, geldt de volgende systematiek:

         Netto maandinkomen (zoals opgegeven door de klant, randnummer 4 onder b), vermeerderd met de forfaitaire toeslag

         Min. Werkelijke woonlasten (zoals opgegeven door de klant, randnummer 4 onder c)

         Min. Bijzondere vaste lasten (zoals opgegeven door de klant, randnummer 4 onder d)

         Min. Leennorm (berekend volgens randnummer 9)

         Min. Bijtelling autobezit (indien van toepassing)

         Min. Bijtelling onderhoud huis (forfait in geval van eigenwoningbezit)

         Min. Bijtelling kinderopvang (indien van toepassing)

         Min. Totale maandlast van in CKI geregistreerde kredietbedragen en ‑limieten (opgevraagd onder randnummer 5)

         Is. Maandelijkse beschikbare ruimte voor het goederenkrediet


Voor de getallen van basisnormen, forfaits en voorbeeldberekeningen, zie bijlage.

 

11.  Voor het bepalen van het maximum telecomkredietbedrag dat mag worden verstrekt, dient het maandbedrag te worden vermenigvuldigd met de standaard looptijd van het telecomkrediet (over het algemeen (en niet meer dan) 24 maanden). In het overeengekomen aflossingsschema mag geen van de feitelijk verschuldigde maandbedragen de op grond van artikel 10 vastgestelde maandelijks beschikbare ruimte overschrijden. Dit laat onverlet het recht van de klant om op enig moment het krediet geheel of gedeeltelijk vervroegd af te lossen.

12.  Indien er geen beschikbare kredietruimte is, wil dat niet zeggen dat onder geen enkele omstandigheid het telecomkrediet kan worden verstrekt. Op basis van de individuele omstandigheden van een consument kan verstrekking van het telecomkrediet toch verantwoord zijn, ook al komt daarmee het resterende inkomen onder het normbedrag. Dit moet de telecomkredietaanbieder goed kunnen onderbouwen.

13.  Ten einde de consument in staat te stellen de eigen verantwoordelijkheid voor een goed budgetbeheer waar te maken, dient hij te worden gewezen op het totale maandbedrag dat dient te worden betaald voor het telecomkrediet en instemming te worden gevraagd of de consument verwacht dit maandbedrag te kunnen betalen (zogenaamde opt-in). Indien de klant niet expliciet instemt met dit maandbedrag, zal het telecomkrediet niet worden verstrekt.

14.  De door de consument onder punt 4 opgegeven gegevens en de onder punt 10 berekende uitslag worden door de telecomkredietaanbieder ten minste gedurende 5 jaar nadat het gevraagde telecomkrediet is afgelopen, bewaard.

 

 

 

 

Gegevens basisnormen, forfaits en voorbeeldberekeningen: zie bijgevoegde excel



[1] https://www.afm.nl/~/profmedia/files/onderwerpen/krediet/informatieblad-telecom.ashx